Duurzaamheidslabels

Gebouwen of gebieden kunnen recht hebben op verschillende duurzaamheidslabels. Deze labels beoordelen hoe duurzaam een gebouw of gebied is. Een duurzaamheidslabel verhoogt de aantrekkelijkheid van een bedrijventerrein voor groene investeerders en nieuwe ondernemers. Het verbetert ook de mogelijkheden voor belastingvoordeel of het krijgen van een gunstige groene lening.

BREAAM

BREEAM (Building Research Establishment’s Environmental Assessment Method) is wereldwijd de leidende aanpak om de duurzaamheid van projecten in de gebouwde omgeving te beoordelen. Door BREEAM te gebruiken worden klanten geholpen bij het meten en verbeteren van de duurzaamheid van gebieden en gebouwen. Zij krijgen hierdoor meerwaarde en verlagen risico’s.

BREEAM-NL Gebied

BREEAM-NL Gebied is een aanpak voor het beoordelen en certificeren van gebieden waar een ontwikkeling of herontwikkeling plaatsvindt. Het BREEAM-NL Gebied schema kijkt naar duurzaamheid in brede zin. Dit betekent dat gebieden met BREEAM-NL Gebied worden beoordeeld op veel onderwerpen volgens 6 verschillende categorieën: Management, Synergie, Bronnen, Ruimtelijke Ordening, Welzijn en Welvaart en Gebiedsklimaat. Per maatregel is aangegeven op welke categorieën ze een positieve invloed kunnen hebben.

Ruimtelijke ordening - extreme neerslag, waarbij de maatregel bijdraagt aan een mate van waterrobuustheid.

Ruimtelijke ordening - ecologische waarden, waarbij de maatregel een positieve invloed heeft op (de toename van) plant- en diersoorten en de ecologische waarde.

Gebiedsklimaat - waterkwaliteit, waarbij er vereist wordt dat er binnen de gebiedsontwikkeling genoeg wateroppervlakte is.

Gebiedsklimaat - thermisch buitenklimaat, door de aanwezigheid van waterelementen in de gebouwde omgeving. Hiermee draagt de maatregel bij aan het voorkomen van hittestress en een goed thermisch buitenklimaat.

Welzijn & welvaart - sociale cohesie. Deze maatregel heeft een positief effect op het verbeteren van de sociale samenhang in een gebied.

Ruimtelijke ordening - extreme neerslag, waarbij de maatregel bijdraagt aan een mate van waterrobuustheid.

NL-Gebiedslabel

Doel van het NL-Gebiedslabel is zorgen voor een gezonde en een duurzame omgeving, waarbij mens en natuur in balans zijn. Hierbij zijn twee onderdelen heel belangrijk: het gebruik van duurzame producten en materialen, én de waarde van groen op alle mogelijke manieren.

Een groene en gezonde buitenruimte is waardevol! Daarom is aandacht nodig voor meer groen, eerlijke materialen en een gezonde omgeving, waar de gebruiker zich thuis voelt en gelukkig kan zijn. Dit kan je doen door diverse duurzaamheids-indicatoren breed mee te laten nemen in het ontwerp, de uitvoering en het beheer en onderhoud. Om de buitenruimte (park, plein, infrastructuur, bedrijventerrein, woonwijk etc.) te kunnen beoordelen op integrale duurzaamheid gebruiken we de NL Greenlabel Gebiedslabelmethode. Hierbij wordt naar de volgende  indicatoren gekeken:

  1. Ontwerp, realisatie en beheer
  2. Producten en materialisatie
  3. Energie en klimaatbestendigheid
  4. Bodem en water
  5. Biodiversiteit en landschappelijke waarden
  6. Relatie mens en omgeving
  7. Borging en beleid

Per maatregel is aangegeven op welke indicatoren ze een positieve invloed kunnen hebben. Hieronder zijn de verschillende indicatoren beschreven.

3.10.2 Beplanting

Aanmoedigen om gekweekte planten van een hoge kwaliteit te gebruiken en de juiste planten op de juiste plaats te zetten. Planten hebben een belangrijke functie in de buitenruimte. De soortenkeuze, de manier waarop ze gekweekt zijn en het beplantingsplan bepalen ook de duurzaamheid van een plan.

3.10.3 Relatie bouwwerken en omgeving

Zorgen voor een blijvende relatie tussen gebouwen/bouwwerken/kunstwerken en de omgeving. Bouwwerken en gebouwen in de buitenruimte hebben ook invloed op de duurzaamheid van een plan. Hierbij spelen natuur-inclusief bouwen en de verbinding met de omgeving een grote rol.

3.11.2 Hittestress

Voorkomen van hittestress, dat wil zeggen de sterkere opwarming van de stedelijke gebieden met risico’s voor de gezondheid. Hittestress in stedelijke gebieden is een groeiend probleem. De inrichting van een gebied (planten, water, materiaalkeuze) heeft invloed op hittestress.

3.12.2 Waterkwaliteit

Verbeteren en bewaken van de waterkwaliteit. Door allerlei omstandigheden kan water verontreinigd raken waardoor het haar functie verliest. Dit moet voorkomen worden en verontreinigd water moet gezuiverd worden. 

3.13.1 Omgaan met aanwezige waarden; natuur, cultuur, archeologie etc.

Zorgen dat aanwezige waarden bewaard blijven en goed wordt omgegaan met natuur-, cultuur- en abiotische waarden. Nieuwe plannen moeten bestaande en oorspronkelijke waarden te respecteren.

3.12.3 Waterhuishouding

Zorgen voor een goede opname en verwerking van water.  Zoetwater is zeldzaam op aarde waarmee goed moet worden omgegaan. Veel mensen, dieren en planten komen nu al tekort, terwijl de vraag naar zoetwater steeds groter wordt. Daarnaast wordt de buitenruimte steeds meer belast door klimaatverandering. In verband met Klimaatadaptatie zal de buitenruimte daar een (deel)oplossing voor moeten bieden.

3.13.2 Aansluiting met de lokale natuur

Zorgen voor aansluiting met lokale natuur. Een nieuw plan moet de lokale natuur beschermen en versterken. Daarnaast is het belangrijk dat het gebied verbonden wordt met de omgeving. Op die manier krijgt biodiversiteit, zowel in het plan als in de omgeving, meer kansen. De lokale omstandigheden (klimaat, bodem, reliëf, hydrologie, morfologie, dynamiek) bepalen vooral welke planten en soorten zich er ontwikkelen. Hoe beter het plan hierbij aansluit, hoe groter de kans van slagen en des te minder er kunstmatig ingegrepen hoeft te worden.

3.13.3 Biodiversiteitsbevordering

Zorgen voor meer plant- en diersoorten in het gebied. De ruimte die is ingericht met natuurlijke elementen zoals vijvers, vegetatiedaken en -muren, nestel- en verblijfmogelijkheden voor vogels, vleermuizen, vissen, amfibieën, insecten, zoogdieren etc., met speciale aandacht voor kwetsbare soorten. Natuurinclusief bouwen vormt een goede uitbreiding van de mogelijkheden om biodiversiteit in planvorming aan te moedigen. Er wordt gekeken of er aandacht is voor verschillende levenssoorten; hierbij wordt gekeken naar amfibieën, insecten, reptielen, vogels, schimmels bacteriën, zoogdieren, planten en wanneer mogelijk vissen.

3.14.4 Stimuleren gezond buitenleven

Stimuleren van de gezondheid van de bewoner of gebruiker van het gebied door een actieve levensstijl in een groene omgeving. Het gebied is er voor de bewoner of gebruiker en moet daarom een positieve bijdrage leveren aan de mens. Stedelijke ontwikkeling kan positief bijdragen door juiste keuzes te maken bij de inrichting en het gebruik van een gebied.

Sluiten