Als de vraag naar water groter wordt dan het water dat beschikbaar is, ontstaat er een watertekort. Er is dan niet voldoende water voor alle functies. De gevolgen zijn binnen Noord-Brabant niet overal hetzelfde. Hieronder lees je meer over de regionale verschillen binnen onze provincie en de gevolgen van droogte voor verschillende sectoren.
Gevolgen verschillen per gebied
Niet elke plek is even gevoelig voor de gevolgen van droogte. De hoge zandgronden in het zuiden en oosten van de provincie hebben snel te maken met een tekort aan water. De zandige bodems drogen snel uit en er kan minder water vanuit de rivieren naar deze gebieden worden aangevoerd. Noord-Brabant bestaat voor ruim driekwart uit (hoge) zandgronden. Het noorden van de provincie bestaat grotendeels uit klei- en veenbodems. Deze gebieden krijgen bij droogte vooral te maken met bodemdaling, veenoxidatie en funderingsproblemen. Op het kaartje hieronder zie je waar de hoge zandgronden en de kleigebieden zich bevinden. De gearceerde gebieden geven aan waar er geen water vanuit de Maas kan worden aangevoerd. Deze gebieden zijn extra gevoelig voor droogte.
Wat zijn de gevolgen en risico’s voor de hoge zandgronden?
De provincie Noord-Brabant bestaat grotendeels uit hoge zandgronden. Deze gebieden hebben eerder te maken met watertekorten met droogtestress tot gevolg. Droogtestress ontstaat wanneer de bodem zo ver uitdroogt, dat planten niet meer goed kunnen verdampen. Droogtestress kan ertoe leiden dat de plant gedeeltelijk of geheel afsterft. In de landbouw leidt droogtestress tot een afname van de gewasopbrengst. Gewassen die slecht tegen droogte kunnen zijn bijvoorbeeld aardappelen en bieten. Ook voor de natuur zijn de gevolgen groot. Soorten kunnen lokaal uitsterven, de kans op natuurbranden neemt toe, en vennen en beken kunnen sneller droogvallen. Wanneer de bodem ver is uitgedroogd kan het water ook minder goed infiltreren. Bij hoosbuien kan dit leiden tot wateroverlast.
Wat zijn de gevolgen en risico’s voor de klei- en veengebieden?
Gebieden met klei- en veenbodems krijgen bij droogte vooral te maken met bodemdaling, veenoxidatie en funderingsproblemen. Minder water in de bodem zorgt ervoor dat de bodem samendrukt. Dit proces heeft ‘krimp’. Als er weer meer regen valt kan een deel weer zwellen, maar een deel blijft samengedrukt. Dat laatste heet ‘klink’. Door de samendrukking daalt de bodem. Daarnaast vindt het proces veenoxidatie plaats. Als de grondwaterstand daalt en veen droog komt te liggen, komt het in contact met zuurstof. In contact met zuurstof verteert het veen en verdwijnt het. Hierdoor daalt de bodem nog verder. Ook komen er bij dit proces veel broeikasgassen vrij. Bodemdaling door droogte kan ook leiden tot verzakking en scheuren in gebouwen, wegen en dijken. Daarnaast kan droogte zorgen voor problemen met houten funderingen. Oudere woningen in klei- en veengebieden hebben vaak een fundering van houten palen of een ondiepe fundering die op de bodem rust. De houten palen moeten onder water staan om te voorkomen dat ze in contact met zuurstof gaan rotten en schimmelen. Bij droogte kunnen deze funderingen droog komen te staan. Dit veroorzaakt paalrot en verzakkingen. Bij ondiepe funderingen is er een grote kans op verzakkingen, want: als de bodem zakt, zakt het gebouw mee. Sinds de droogte van 2018 is het aantal meldingen over verzakkingen en scheuren bij het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) flink gestegen. Ook het aantal meldingen vanuit Noord-Brabant. In het kaartverhaal Risicokaarten funderingen van de Klimaateffectatlas zie je welke gebieden risico lopen op funderingsschade.
Wat zijn de gevolgen en risico’s voor laag gelegen gebieden?
Het westelijk deel van Nederland is laag gelegen, waaronder het noordwestelijk deel van Noord-Brabant. In deze gebieden wordt de grondwaterstand vooral bepaald door peilbeheer. In laag Nederland kan wel water uit de rivieren en andere zoetwaterbronnen worden aangevoerd. Maar ook dat heeft beperkingen. Tijdens een droge zomer stijgt de watervraag en is de rivierafvoer laag. Bij tekorten ontstaat in de kustprovincies en in de grote rivieren zoals de Rijn en de Maas een extra probleem: verzilting. Bij verzilting wordt het grond- en oppervlaktewater zouter. Dit komt omdat tijdens droogte en lage rivierafvoeren zout zeewater verder landinwaarts kan trekken. Voor verschillende functies die afhankelijk zijn van zoetwater is verzilting een probleem. Bijvoorbeeld de drinkwatervoorziening, landbouwgebieden en industrie. Verder verschuiven de leefgebieden van vis- en plantensoorten en kan verzilting schadelijk zijn voor bepaalde natuurtypen.
Gevolgen verschillen per sector
Bij verschillende sectoren kan droogte hinder of schade veroorzaken. Zo kunnen er tijdens droogte problemen ontstaan in de industrie en energievoorziening door een gebrek aan koelwater. Het productieproces kan volledig stil komen te liggen. Ook bij de binnenvaart kunnen problemen ontstaan bij een lage waterstand in de rivieren. Het laden en lossen wordt moeilijker en de scheepvaart kan te maken krijgen met een vervoersbeperking. In de Klimaatstresstest van de provincie Noord-Brabant worden de gevolgen van droogte voor verschillende sectoren uitgebreid besproken. Daarnaast geeft het bollenschema ‘Het wordt droger’ van de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) een overzicht van de gevolgen van meer droogte voor de verschillende sectoren. Met de NAS Adaptatietool kun je een eigen bollenschema maken voor droogte.
Wat zijn de gevolgen voor de landbouw?
Noord-Brabant bestaat voor een groot gedeelte uit landbouwgronden. Tijdens een periode van droogte is er onvoldoende water beschikbaar voor de landbouw. Bij watertekorten kan een beregeningsverbod worden opgelegd. Dit kan leiden tot schade, maar ook tot een hogere prijs door schaarste. Vooral landbouwgebieden op de hoge zandgronden in het zuiden en oosten van de provincie lopen risico op droogteschade. Een andere ontwikkeling is dat de landbouw steeds meer winstgevende gewassen teelt die veel water nodig hebben, bijvoorbeeld in de boomteelt. Dit vergroot de watervraag, terwijl droogte het aanbod van water verkleint. De Klimaatschadeschatter geeft een schatting van de schadekosten voor droogte in de periode van 2018 tot 2050. Voor de landbouw wordt gekeken naar lagere gewasopbrengsten en oogstschade. Schadekosten kunnen in deze periode flink oplopen. In de gemeente Zundert kunnen de schadekosten tot 2050 bij sterke klimaatverandering bijvoorbeeld oplopen tot meer dan 400 miljoen euro.
Wat zijn de gevolgen voor de natuur?
Uitdroging van de bodem en het dalen van de grondwaterstand heeft grote gevolgen voor de natuur. Dit is ook de conclusie van een onderzoek naar de droogte van 2018 en 2019 op de hoge zandgronden. Tijdens dit onderzoek gaven natuurbeheerders aan dat de droogte matige tot grote schade aan de natuur heeft veroorzaakt. Vooral beken, vennen en bronnen hadden veel schade. Maar ook fijnspar en struikheide hadden het zwaar. De Klimaatstresstest van de provincie Noord-Brabant geeft aan dat verdroging de grootste opgave is voor het behalen van de huidige natuurdoelstellingen. Beken en vennen kunnen eerder droogvallen, wat gevolgen heeft voor soorten die afhankelijk zijn van deze gebieden. De verandering van soorten kan ervoor zorgen dat sommige lokale dier- en plantsoorten uitsterven. Dit maakt de natuur kwetsbaarder en verhoogt de kans op natuurbranden. In de klimaateffecatlas van Brabant zie je dat de gevoeligheid voor natuurbranden in Noord-Brabant in de toekomst toeneemt.
Wat zijn de gevolgen voor de gebouwde omgeving?
Dorpen en steden op klei- en veengebieden kunnen bij droogte te maken krijgen met verzakkingen door bodemdaling en paalrot. Daarnaast heeft droogte gevolgen voor het groen in dorpen en steden. Veel gemeenten werken aan het groener inrichten van het stedelijk gebied. Want groen draagt bij aan een klimaatbestendigere en gezondere omgeving. Meer groen in de gebouwde omgeving kan droogte beperken, omdat er meer water in de grond kan wegzakken. Maar droogte vormt ook een bedreiging voor het groen. Watertekorten in de gebouwde omgeving kunnen leiden tot droogteschade aan openbaar groen. Droogte zorgt daarmee voor hogere beheer- en onderhoudskosten van het openbaar groen. In het onderzoeksrapport Klimaat en Watervraag Stedelijk Gebied vind je per landschapstype een factsheet met daarin de belangrijkste conclusies over hoe de stedelijke watervraag zich in de toekomst zal ontwikkelen.